In de lente van 2014, op 5 mei om precies te zijn, bereikten tien EU lidstaten een akkoord over de contouren van een financiële transactie taks, én over januari 2016 als uiterste datum voor de invoering. We proberen in te schatten wat de voorgestelde taks waard is. Staan we voor een historisch moment, of is met het bereikte compromis een belangrijk strijdpunt voor de sociale bewegingen vakkundig gesteriliseerd, en met politieke eer begraven?
door: Rudy De Meyer, adjunct directeur 11.11.11
De prehistorie: Tobin en flitsend kapitaal
Het voorstel voor een financiële transactie taks (FTT) was in 1972 een kind van Nobelprijswinnaar James Tobin en van de financiële chaos in het begin van de jaren 70. De grote munten waren hun vaste koppeling aan goud en de dollar kwijt. Speculanten konden voortaan flink geld verdienen door het kopen en verkopen van in waarde stijgende en dalende munten.
De financiële sector was in het begin van de jaren zeventig nog een trage dwerg vergeleken met de aan lichtsnelheid opererende gigant waarmee we vandaag te maken krijgen.
Tobin vreesde dat het ongecontroleerd heen en weer gaan van kapitaal de economie van landen zou kunnen destabiliseren, en stelde een kleine heffing voor (grootteorde 0,5 tot 1%) op alle munttransacties. Het idee was even simpel als geniaal. Eenmalige transacties, gekoppeld aan lange termijn investeringen, worden door de kleine taks nauwelijks geraakt. Kapitaal dat dagelijks of enkele keren per dag van plaats en munt verandert smelt na verloop van tijd weg. De financiële sector was in het begin van de jaren zeventig overigens nog een trage dwerg vergeleken met de aan lichtsnelheid opererende gigant waarmee we vandaag te maken krijgen. Het doel van de ‘Tobin-taks’ was in de eerste plaats het vertragen van de kapitaalbewegingen, en het vergroten van de ruimte voor een nationaal financieel beleid. De grote mogelijkheden van de taks als financieringsbron van allerlei interessante zaken zoals sociaal beleid of ontwikkelingssamenwerking was in het begin bijkomstig en werd grotendeels later door ‘jongere’ adepten aan de Tobin-taks toegevoegd. In essentie was de Tobintaks een relatief beperkte vorm van kapitaalcontrole. Het was ook toen al duidelijk dat een Tobintaks maar één instrument was in een veel breder gamma van noodzakelijke maatregelen om zicht en greep op de financiële sector te krijgen.
De strijd voor de FTT, een werk van lange adem
Het voorstel van Tobin kreeg tot voor kort geen voet aan de grond. Al zijn er in heel wat landen (ook in België) heffingen op financiële producten die je verre familie van het Tobin-voorstel zou kunnen noemen. Na 1972 is het volume, de snelheid, en de greep van de financiële sector op de rest van de economie spectaculair toegenomen. De handel op de wisselmarkten bijvoorbeeld steeg tot 5300 miljard dollar per dag in 2013. Al het extra geld dat je zou nodig hebben voor het realiseren van de Millenniumdoelen gaat op de wisselmarkten om in drie kwartier. De economische globalisering en de opkomst van het financieel kapitalisme gingen hand in hand. De grote financiële actoren werkten zich, als geldschieter en actieve bepalende aandeelhouder van grote bedrijven, op tot meesters van de wereldeconomie.
De combinatie van grote macht, en een pijnlijk gebrek aan controle op deze sterk gedereguleerde sector was meer dan riskant. Vanuit sociale bewegingen (ngo’s, vakbonden en organisaties zoals Attac) zocht men dan ook naar instrumenten en maatregelen om de sector wat te kortwieken. Het voorstel van een belasting op munttransacties werd daarin een belangrijk strijdpunt. Aanvankelijk werd het voorstel van een Tobin-taks door vriend en vijand op gelach onthaald. Afgeserveerd als goedbedoeld, maar volslagen onwerkbaar, of gevaarlijke economische nonsens.
En eerste kentering kwam er in 1997 met de grote financiële crisis in Azië, die het hart van het financieel systeem maar op een haartje miste. De ‘economische onzin’ werd plots politiek bespreekbaar. Vooral toen bleek dat alle bezwaren over de technische haalbaarheid één voor één onderuit werden gehaald. Na het vele wroetwerk van de Tobin-campagnes moesten ook tegenstanders toegeven dat de taks technisch kon. Politiek bleef het vliegtuig aan de grond. In België dwongen we in juli 2004 een wet af die een belasting op munttransacties zou invoeren op voorwaarde dat daarover een akkoord bereikt werd in de eurozone. De wet kwam er door een wisselmeerderheid en tot in 2009 kon men de regering op geen enkel moment op steun voor of denkwerk rond de taks betrappen. De Tobin-taks stond in België, in de EU, en internationaal op een erg laag pitje.
De crisis van 2008 schudde de kaarten weer door elkaar. De pijl zat deze keer pal in het hart van het systeem, met een ramp van menselijke makelij, en een verpletterende verantwoordelijkheid van de financiële sector. Overheden moesten zwaar in de buidel tasten om zwalpende banken te redden. En er werd stilaan gevraagd naar maatregelen om nieuwe crisissen te voorkomen, en om de grote financiële groepen een deel van kost van de crisis te laten betalen. De financiële transactietaks kwam opnieuw op de radar.
De schaarse verdedigers van de taks kregen nu medestanders op hoog niveau. De Franse president Sarkozy, kanselier Merkel, miljardair Bill Gates en vele anderen. Niet allemaal onverdacht, maar met een politieke gewicht waar we voordien alleen van konden dromen. Ook in België keerde het tij. Toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Leterme veranderde de officiële koers, en maakte van België één van de actieve voorvechters van de FTT. Minister van Ontwikkelingssamenwerking Michel, en zelfs rabiate tegenstander Didier Reynders moesten volgen. Men had het intussen ook al niet meer over een taks op munttransacties, maar over een veel breder spectrum van financiële producten (ook aandelen, obligaties,...). Dat betekent eigenlijk ook dat de term Tobin-taks niet meer van toepassing is. De Tobin-variant, met belasting van munttransacties, is een vorm van FTT, maar dekt niet meer de hele lading.
Een ander kader
Het pleidooi, en de grotere steun voor een financiële transactietaks valt ook in een heel andere internationale economische context dan pakweg 10 jaar geleden. Het besef van het slecht functioneren en de mogelijke systeemrisico’s van de financiële sector is heel sterk toegenomen. Er was de ‘ontmaskering’ van belastingparadijzen en de rijke individuen en bedrijven die er gretig gebruik van maken. Dat multinationals allerlei constructies nationaal & internationaal, en vooral in de grijze zone daartussen gebruiken om weinig of geen belastingen te betalen, is niet langer een ‘links’ verzinsel, maar de harde conclusie van een OESO rapport van 2013 Addressing Base Erosion and Profit Shifting. Het probleem van speculatie via de computergestuurde hypersnelle kapitaalbewegingen wordt erkend Op Europees niveau worden allerlei (voorlopig te zwakke) directieven uitgewerkt rond toezicht op de banken, rond belastingparadijzen, of rond de splitsing van bankfuncties. De analyses zijn er; het beleid volgt voorlopig nog te schoorvoetend.
De handel op de wisselmarkten steeg tot 5300 miljard dollar per dag in 2013. Al het extra geld dat je zou nodig hebben voor het realiseren van de Millenniumdoelen gaat op de wisselmarkten om in drie kwartier.
Tegelijk klimt het probleem van de ongelijkheid op de politieke agenda. De ongelijkheid tussen arm en rijk wordt karikaturaal. De schatting van Oxfam, dat (de) 85 (rijkste) mensen evenveel bezitten als de armste helft van de mensheid (3,5 miljard mensen) wordt voortdurend bijgesteld. In de lente van 2014 ging het zelfs maar over de 67 rijksten. De beweging van de 99% tegenover de rijkste 1% lijkt in de feiten al achterhaald. Recent onderzoek heeft het eerder over de scheiding tussen de rijkste 0,1% en de rest. Bovendien wordt nu erkend dat ongelijkheid een belemmering is voor ontwikkeling, en een tijdbom onder de stabiliteit van de samenleving. Het risico rapport van het Wereld Economisch Forum zet in 2014 de toegenomen ongelijkheid tweede in de top tien van bedreigingen voor de wereld. Een kleine herverdelende maatregel als de FTT is dan erg welkom zou je denken.
De bocht van de Europese Commissie
De rangen van medestanders groeiden aan. Maar de tegenstand bleef groot. Vooral bij de financiële sector zelf en bij ministeries van financiën van grote landen zoals de VS en Groot Brittannië. Daardoor bleef de FTT steken in principeverklaringen en welles nietes spelletjes op topvergaderingen. Tot de Europese commissie in september 2011 het geweer van schouder veranderde. Commissievoorzitter Barroso verklaarde zich voorstander. Bevoegd commissaris Semeta legde een concreet voorstel voor een FTT op tafel, en vond 11 lidstaten bereid om op die basis te onderhandelen over de invoering van een onderlinge FTT.
Het voorstel bepleitte een heffing op de handel van een vrij breed gamma van financiële producten, met daarin bijvoorbeeld aandelen, overheidsobligaties en afgeleide producten. De heffing zou 0,1% bedragen op gewone transacties, en 0,01% op handel in afgeleide producten. Semeta legde het voorstel niet alleen op tafel, hij bleek het ook publiek en zelfs in vijandige fora met hand en tand te verdedigen. Het voorstel was niet meteen de ideale financiële transactietaks die we ons vanuit de sociale bewegingen voorstellen. We hadden hem graag ruimer, met meer landen, met meer financiële producten (bijvoorbeeld munttransacties), met een hogere belasting voor afgeleide producten, én met een garantie op sociaal gebruik van de opbrengst.
De schaarse verdedigers van de taks kregen na de crisis medestanders op hoog niveau. De Franse president Sarkozy, kanselier Merkel, miljardair Bill Gates en vele anderen.
Toch was het voorstel het gevecht waard. Het voert voor het eerst een collectieve (met meerdere landen) belasting in op financiële transacties. Het was breed en diep genoeg om speculatie via hypersnelle transacties wat in te perken, en zou meer dan 35 miljard euro opbrengen. Het werd geen wandeling in het park. In de voorbije twee jaar is er tussen de elf deelnemende landen stevig onderhandeld. De overige, eerder vijandige EU landen zaten voortdurend over de schouders van de onderhandelende elf mee te kijken. De Britten spanden zelfs - voorlopig tevergeefs - een zaak aan bij het Europees gerechtshof over de wettelijkheid van de samenwerking tussen de elf. De grootbanken gingen bovendien in het voorjaar van 2013 zwaar in de tegenaanval. Die aanval vertrok bij een rapport van Goldman Sachs, met zwaar overtrokken cijfers over de ‘schade’ die een FTT zou toebrengen aan de financiële wereld en de wereldeconomie. Nogal wat regeringen raakten in paniek, en waren op slag meer bereid om grote uitzonderingen in de FTT regeling op te nemen (zoals het niet belasten van pensioenfondsen en overheidsobligaties). In België ‘lekten’ Febelfin (de federatie van Belgische banken) en de Nationale Bank paniekcijfers die ze nadien zelf moesten herroepen. Maar ook de Belgische regering stelde zich in de onderhandelingen veel voorzichtiger op dan tevoren. Al bij al was dat een prima recept voor een voortijdige afgang van het FTT–voorstel. Dat de zaak niet helemaal werd genekt, is grotendeels te danken aan de volgehouden steun van Duitsland en Oostenrijk én van Eurocommissaris Semeta.
Toch een akkoord op 5 mei
Ondanks dat alles kwam er op 5 mei toch een voorlopig nieuw akkoord.. Dat mag gezien de omstandigheden een wonder heten. Er werd uitgekeken naar het akkoord. Misschien zelfs een beetje te veel. De verwachtingen werden door vriend en vijand opgeklopt tot ‘nu of nooit’-niveau. Die verwachtingen werden niet meteen ingelost door wat de elf (intussen tien zonder Slovenië, dat met aftredend premier en verkiezingen in aantocht de stap niet durfde zetten) voorlopig gezamenlijk op papier kregen. De reacties gingen op het eerste gezicht alle kanten uit. Banken en financiële experts die tot voor kort moord en brand riepen over de schadelijke gevolgen van de FTT, vonden het voorstel nu maar niks omdat het geen impact zou hebben op de grote financiële actoren en op speculatie. Het is ook nooit goed.
Ook bij de voorstanders liepen de boodschappen uiteen. ‘De muis heeft een berg gebaard’ aan de ene kant, ‘Historisch moment’ aan de andere. Voor wie verder keek dan de titels van persberichten en artikels bleken de onderliggende analyses van het akkoord toch erg dicht bij elkaar te liggen. Wat was er precies historisch aan een al bij al open maar ook vage tekst, waar nog op geen enkele manier over het gebruik van de opbrengst wordt gesproken? Het zet een duidelijke startdatum: januari 2016. Dat betekent dat het wetgevend werk lang daarvoor moet afgerond zijn (eigenlijk al eind 2014). Door het akkoord schoof men het proces over de Europese verkiezingen heen. Zonder akkoord was het veel waarschijnlijker dat bij slechte verschuivingen in de politieke machtsverhoudingen de FTT helemaal zou worden begraven.
De tegenstand bleef groot. Vooral bij de financiële sector zelf en bij ministeries van Financiën van grote landen zoals de VS en Groot Brittannië.
Aan de negatieve kant blijft het akkoord te vaag over de afgeleide producten. Het akkoord vermeldt expliciet ‘sommige afgeleide producten’ maar laat eigenlijk volledig open over welke afgeleide producten het gaat. Niemand weet (ook bij de onderhandelende ministeries) op dit moment welke afgeleide producten er wel of niet zouden belast worden. Het akkoord spreidt de toepassing van de taks over verschillende fases, maar is onduidelijk over wat na de eerste fase moet komen. De kans zit er dik in dat na de eerste fase weer nieuw wetgevend werk moet gebeuren om de taks verder uit te breiden . En er blijft een kans dat er geen tweede fase komt als de eerste tegenvalt of gekelderd wordt. Een gevaarlijke zin in de tekst is dat de tien ‘zullen rekening houden met de zorgen van de niet deelnemende landen’. Dit kan een glijbaan naar beneden zijn als men bijvoorbeeld alle bezwaren van de Britten gaat slikken, maar het kan ook een opening bieden naar andere landen om zich alsnog bij het akkoord aan te sluiten.
Werk aan de winkel
Er is dus een tussenstop op de weg naar een definitieve invulling van de FTT. Politiek zullen we ons schrap moeten zetten om de FTT-voorstellen gaaf te houden in de nieuwe machtsverhoudingen na de Europese verkiezingen, en met de kans op een centrumrechtse regering in België. Naar de inhoud van het akkoord is de belangrijkste opdracht allicht het maximaal invullen van het pakket afgeleide producten dat door de in te voeren FTT zal worden belast. Of dat quasi nul wordt of een stevig pakket dat echt hout snijdt, hangt af van de argumenten én van de gemobiliseerde politieke druk.
Wat argumenten betreft zijn we als voorstanders alvast goed bewapend. Dossiers als Taxing transactions in financial derivatives van Avinash Persaud bijvoorbeeld, baas van een denktank uit de Londense City, geven duidelijk aan welke afgeleide producten in aanmerking komen, en hoe ze kunnen worden belast. Maar zoals gezegd, sterke argumenten zijn nuttig maar niet voldoende in de politieke arena. Als dat allemaal goed afloopt, moet de strijd om een nuttig gebruik van de opbrengst nog beginnen. De strijdbijl is nog lang niet begraven.
Wat is het allemaal waard?
Het voorstel van de tien is geen droomformule. Al kan het nog flink wat worden aangesterkt als het aantal uitzonderingen op de taks wordt ingeperkt en de opbrengst goed wordt gebruikt. De strijd om de financiële sector wat aan banden te leggen zit intussen wel op een heel ander niveau dan in 1996 toen we aan de FFT begonnen. De nood aan een breed gamma van diepgaande hervorming van de sector is in principe erkend. Veel van de maatregelen die in dat kader worden voorgesteld zijn op zich belangrijker dan het invoeren van een FTT, maar de uitwerking in de praktijk blijft zwak, onder andere door de druk van de financiële sector zelf...
Het voorstel van de Commissie is het gevecht waard. Het voert voor het eerst een collectieve belasting in op financiële transacties, is breed en diep genoeg en zou meer dan 35 miljard euro opbrengen.
Toch is belangrijk dat de FTT van de 10 er komt. De symbolische waarde is groot. Al was het maar om duidelijk te maken dat de machtige financiële lobby niet elk beleid naar zijn hand kan zetten. Maar er is meer dan symboliek. In afwachting van echt diepgaande maatregelen in de bredere regulering van de financiële sector, biedt de FTT een goed instrument voor een kleine punctie van de geldstromen en een beperkte herverdeling van rijk naar arm. De taks kan ook mee het risico op een grote financiële crisis verminderen door het inperken van de gevaarlijke hypersnelle handel in financiële producten. En de FTT kan aardig wat duiten opleveren voor het gaaf houden van een sociaal beleid in Europa, voor extra middelen voor ontwikkeling in armere regio’s in de wereld, en voor de strijd tegen de klimaatverandering. Je zou voor minder.