Bij elke verkiezing duikt ze op, even voorspelbaar als pakweg campagnefoto’s in het straatbeeld of kopstukdebatten op televisie: de gedachte dat nakende verkiezingen vele maanden vooraf al het beleid onmogelijk maken en elke beweging in de nerveuze Wetstraat, opgejaagd door die vermaledijde media, verklaren. Dat is deze keer niet anders.
Bij de start van een nieuw politiek seizoen vrezen velen en hopen anderen dat de ‘moeder der verkiezingen’ haar schaduw zo ver vooruit gooit dat er de komende negen maanden ongeveer niets meer kan, of als er iets kan dat enkel nog het product van berekend electoralisme is. Die gedachte is zeker gepermitteerd, maar verdient stevige nuance. Al was het maar omwille van de klassieke frase: ‘Beauty is in the eye of the beholder’. Wat we denken te zien hangt niet enkel af van wat er te zien is, maar ook van hoe en met welke verwachting we kijken en waar we op letten. Wie dat wil kan op elke verloren dag politiek verklaren aan de hand van de ooit komende verkiezingen. Moeilijk is dat niet. Dat wil daarom niet zeggen dat het deze voorstelling ook klopt. Een boutade wil dat elke campagne begint de dag na de vorige verkiezingen, maar dat is dan ook een wat flauwe dooddoener. Zoals er helaas wel meer bestaan.
De reflectie dat elk gedrag van wie in de Wetstraat en belendende percelen woont verklaard kan worden als ‘een aanloop naar’ zal ook de komende maanden vaak te horen zijn. Omdat het nu eenmaal zo aannemelijk klinkt, zeker voor wie geen andere verklaring kan bedenken. Maar ook omdat er een grote kans is dat er minstens deels waarheid in schuilt. Want uiteraard zijn de politici vanaf nu helemaal gericht op 25 mei 2014. Gezien de grote inzet van deze samenvallende verkiezingen zijn daar zelfs heel erg mee bezig en dat uit zich op alle vlakken, dus ook op de wijze waarop ze zich in de regering gedragen. Dat maakt dat ze hun eigen pr goed verzorgen.
Scoren met eigen voorstellen
Tijdens of in aanloop naar verkiezingen organiseren partijen altijd congressen, ideologische of programmatorische, waarin ze hun nieuwe ideeën of afgestofte beginselen in de verf willen zetten. Omdat ‘consequentie’ in de politiek nu eenmaal een dominant criterium is, worden meerderheidspartijen steevast geconfronteerd met de vraag waarom ze al die goede congresideeën en –voornemens eigenlijk niet eerder in beleid hebben omgezet, gezien ze daartoe immers al een of meerdere legislaturen de kans hebben gekregen. Gevoelig voor die terechte opmerking proberen regeringspartijen in aanloop naar verkiezingen dan ook altijd heel recht in hun eigen leer te besturen. Dat impliceert twee bewegingen: scoren met eigen voorstellen, waarmee bewezen wordt dat er ook daden bij de woorden horen, dat het ze menens is, maar ook, ten tweede, wat daartegenin gaat maximaal tegenwerken.
“Naarmate de verkiezingen naderen moeten partijen die jaren – soms krampachtig – eenheid moesten vertonen steeds meer verschil laten zien. Ze willen immers niet onderling inwisselbaar zijn of als eenheidsworst tegenover de profilerende oppositie overkomen.”
Zo proberen partijen ook punten te pakken met wat ze konden vermijden, met de ballen van de tegenstrever die ze uit de netten hielden. Een combinatie van die twee bewegingen neigt naar stilstand. Want naarmate de verkiezingen naderen moeten partijen die jaren – soms krampachtig – eenheid moesten vertonen steeds meer verschil laten zien. Ze willen immers niet onderling inwisselbaar zijn of als eenheidsworst tegenover de profilerende oppositie overkomen.
Naarmate de dagen naar het oordeel van de kiezer worden afgeteld willen ze steeds meer benadrukken waar ze van de andere partijen, ook diegene waarmee ze besturen, verschillen. Gelukkig maar, want enkel als partijen inhoudelijk van elkaar verschillen kunnen kiezers het beleid wat sturen. Maar die democratische weldaad wordt - zeker in combinatie met een evidente nervositeit - een gesel voor wie een veelkleurige coalitie op de been moet houden. Dan worden allerlei verklaringen in de pers meer dan ooit een regeringszaak, die dreigt in een kramp te schieten en bij elke beslissing aan de regeringstafel vragen de bewindslieden aan de dan al ingehuurde fluisteraars hoe de kiezer daarop zou reageren en of dat wel verstandig is in de campagneopbouw. Deze universele wet maakt het dus evident dat velen denken dat het vanaf nu alleen maar bergafwaarts loopt met dat besturen. Zeker met zo’n cruciale verkiezingen in het verschiet. Nog nooit eerder werd zo lang vooraf zo intens naar de nieuwe verkiezingen uitgekeken, weze het voor de meeste niet in de zin van verlangen naar.
Zwaard van Damocles
De verkiezingen van volgend jaar staan eigenlijk al op de agenda sinds eind 2011. Tijdens zijn allereerste ministerraad, op 6 december 2011, definieerde premier Di Rupo de inzet van zijn regering: om Di Rupo II tot 2019 mogelijk te maken moet N-VA in 2014 kleiner worden. Dat bleek in een interessante reeks over the making ofDi Rupo I in De Standaard van26 december 2011. Daarin werd Di Rupo geciteerd die in de eerste ministerraad gezegd zou hebben: 'We moeten alles doen om de Vlaamse partijen in deze regering te steunen, om hen de volgende verkiezingen te laten winnen.' Sinds de start van Di Rupo I op 6 december 2011 stonden de verkiezingen van 25 mei 2014 prominent op de agenda. En eigenlijk is het spook van 2014 sindsdien nooit geweken. Ze hangen al jaren als een zwaard van Damocles boven de hele Wetstraat. Als een dreigende wolkbreuk die ons in elk geval naar andere tijden zal hangen. Want wat er ook zal gebeuren, betekenisvol zal de uitslag in elk geval zijn.
Verkiezingen zijn altijd belangrijk, zonder dat belang evenwel te overdrijven, maar die van 25 mei zijn om allerlei redenen heel cruciaal. Zelfs indien de letters N, V en A niet vallen.
“De verkiezingen van 2014 gaan de krachtverhoudingen voor een heel lange periode betonneren.”
Zoals bekend zouden vanaf de volgende, de facto samenvallende verkiezingen van 2014, verkiezingen in de toekomst dat altijd moeten doen. Of dat zo zal zijn moet nog blijken, maar de federale verkiezingen vallen – zonder dat het evenwel een legislatuurparlement wordt – voortaan samen met de vijfjaarlijkse Europese. Dat wil heel concreet zeggen dat nieuwe (regionale, federale en Europese) verkiezingen pas in 2019 zouden volgen. Dat is in de Wetstraat een paar lichtjaren. Nooit in de recente politieke geschiedenis kondigde zich er zo’n lange verkiezingsloze periode aan. Dat impliceert dat de krachtverhoudingen van 2014 voor een heel lange periode gebetonneerd worden. En wie even achterom kijkt – in 2009 werd gedacht dat LDD een regeringspartij zou worden, in 2012 slaagde de partij er niet meer in om deel te nemen aan de provinciale verkiezingen – weet hoe beweeglijk het partijlandschap is. N-VA haalde in 2003 één verkozene, zeven jaar was de partij de grootste van het land. Kortom: er in 2014 al of niet bij zijn maakt voor een lange periode een verschil, want niemand weet hoe de wereld er in 2019 zal uitzien. En het maakt niet zomaar een verschil, het maakt een groot verschil. Want vijf jaar zonder verkiezingen, zonder schrik om met kortetermijnresultaten naar de kiezer, kan wel eens betekenen dat een aantal van die al zo lang aangekondigde hervormingen er nu wel eens komen. Hervormingen van het fiscaal stelsel, van de pensioenen, van de sociale zekerheid, van de arbeidsmarkt … Want nu kunnen partijen hervormingen beslissen en ze een aantal jaar op de rails zetten, zonder al meteen de hoek om te moeten naar een nieuwe campagne.
De totale, ongeziene confrontatie
2014 wordt dus cruciaal, nog meer als de letters N, V en A wel ingeschakeld worden. Een cruciaal en onderschat citaat van Bart De Wever, uit De Standaard van 2 februari 2013: “We gaan in 2014 naar een totale, ongeziene confrontatie. De N-VA is een partij die na de verkiezingen een moment wil zoals we dat nog nooit hebben gekend. Wij willen een copernicaanse omwenteling van het systeem. En de andere partijen vinden dat ze goed bezig zijn. Dat gaat in 2014 tegen mekaar knallen.” U leest het: N-VA, die volgens te relativeren peilingen nog altijd stevige wind in de zeilen heeft, gaat voor een ‘totale, ongeziene confrontatie’, in 2014 zal het ‘knallen’ bij een ‘omwenteling van het systeem’. Van het systeem. De grootste partij van het land daagt het hele politieke systeem uit en wil op allerlei domeinen, niet enkel de staatkundige organisatie, grote veranderingen.
N-VA gaf al vaak aan dat ze dat op een meer rechtlijnige manier wil doen, minder geleidelijkheid, minder uitzonderingen, minder in de tijd uitgesmeerd, maar harder, radicaler, steviger aan het roer draaien. Dat is hoe N-VA de inzet van de verkiezingen omschrijft: kiezers kunnen die het huidige systeem beu zijn kunnen op de ‘kracht van verandering’ inzetten. Het is niet voor het eerst dat een partij die boodschap meegeeft, maar nooit eerder was dat de grootste partij van het land die nog groter wil worden en incontournable wil worden door de anderen zo’n electorale en mentale mokerslag toe te dienen dat ze nu eenmaal niet meer zonder N-VA kunnen besturen. Die mogelijke uitkomst maakt deze verkiezing nog spannender dan anderen, niet enkel omdat we nu drie parlementen in één keer verkiezen, wat al geleden is van 1999.
Een deel van die spanning heeft ook te maken met de voorlopige onduidelijkheid die rond N-VA hangt. Wat is dat confederalisme precies, dat de partij na mei 2014 wil realiseren? De N-VA had het de voorbije weken ook lastig om duidelijk te maken hoe onmisbaar dat confederalisme nu was voor de realisatie van haar sociaal-economische agenda. Volgens de partij stond tussen beide een gelijkheidsteken, maar dat nam de vraagtekens rond dat confederalisme niet weg. Evenmin is nu duidelijk hoe N-VA dat confederalisme denkt te realiseren. Volgens N-VA is het een ‘en-en-verhaal’, maar in een partijsysteem waarin coalities moeten worden gesloten, is dit moeilijk vol te houden als alle potentiële coalitiepartners bij voorbaat een nieuwe staatshervorming uitsluiten na de verkiezingen van 2014.
Kamerlid Siegfried Bracke had in een kranteninterview een opening gemaakt: N-VA zou bereid zijn om de sociaaleconomische hervormingen in een regering aan te pakken zonder dat die (eerst ook) een akkoord had over het confederalisme. Achteraf bleek wel dat de voormalige journalist hierover te snel had gecommuniceerd en dat deze aangepaste strategie nog niet volledig was doorgepraat binnen de partij. Voorzitter Bart De Wever zette daarna de puntjes op de i en verklaarde dat de partij wel oren heeft naar een sociaaleconomische herstelregering, maar niet zonder een princiepsakkoord over een grote staatshervorming in een regering zal stappen. Ze stapt in een regering ook zonder definitief, uitgewerkt akkoord over het confederalisme, maar alleen als de andere partners het confederalisme aanvaarden en bewerkstelligen en N-VA ‘garanties’ krijgt dat het later in de legislatuur ook effectief wordt uitgevoerd. Hoe ze dat precies wil doen bleef onduidelijk en vaag.
De Vlaams-nationalisten leggen de kern van hun strategie buiten zichzelf, en dat is riskant, zeker omdat niemand anders in 2014 een staatshervorming, laat staan confederalisme, wil. Zo vraagt N-VA aan zijn regeringspartner het engagement om ergens tussen 2014 en 2019 een staatshervorming door te voeren. Maar het verleden heeft aangetoond dat institutionele hervormingen best aan de regeringsvorming worden gekoppeld, indien men de druk om tot zo’n akkoord te komen hoog wil houden. Hoe denkt de N-VA dit dan op te leggen aan de andere partijen en aan de nodige 2/3-meerderheid te geraken? De Vlaams-nationalisten gaan er gemakshalve van uit dat de PS eieren voor zijn geld zal kiezen en zal willen terugplooien op het Waalse Gewest wanneer ze geconfronteerd worden met de sociaaleconomische politiek van een rechtse herstelregering. Een zeer zware veronderstelling. Bovendien zou dat confederalisme de vele transfers waar N-VA over spreekt in stand moeten houden, want waarom zou de PS anders N-VA haar gang laten gaan?
Kortom, de bocht van Bracke, bedoeld om een groot obstakel voor een regeringsdeelname van N-VA weg te nemen, werd opnieuw rechtgetrokken. Al laat de manier waarop De Wever dat formuleerde wel enige openheid. De vraag is of er later nog een nieuwe bocht kan komen. Dat is niet uitgesloten, maar toch onwaarschijnlijk. In dat geval rest de partij niks anders dan de zogenaamde Bourgeois-norm (40 procent) te halen in 2014. Dan slaan de andere partijen zo achterover door deze mokerslag voor het politieke systeem dat ze dat megafoonsignaal van de kiezer moeten vertalen in staatshervorming 2.0. Maar de peilingen wijzen niet in die richting. Bovendien gelooft men daar bij N-VA ook zelf niet meer in. Het gevolg is dat Di Rupo II - of in elk geval een federale regering zonder N-VA - waarschijnlijker wordt. De partij zet dan ook zwaar in op een grote overwinning in de Vlaamse verkiezingen, zodat ze vanuit de Vlaamse regering toch kan wegen op het federale niveau. Een scenario dat andere partijen vrezen, omdat vijf jaar spanningen tussen beide niveaus niet meteen een vrolijke vooruitzicht is.
“Binnen N-VA duikt een in de Vlaamse Beweging eeuwenoude discussie op tussen zij die enkel met grote communautaire stappen akkoord willen gaan vs. diegene die op die agenda willen toegeven om andere zaken te kunnen realiseren.”
N-VA worstelt m.a.w. met zichzelf. Als de partij vooraf te duidelijk verklaart dat die staatshervorming niet per se moet, ontstaan er intern problemen. De verwijten van verraad en opportunisme zijn dan niet ver meer af. N-VA verliest ook zo haar unieke verkoopsargument. Als ze daarentegen haar communautaire eisen als voorafgaande voorwaarde stelt, komt ze met die eis misschien als te radicaal of onrealistisch over, zeker voor de ander partijen in een formatie, en is een stem voor N-VA misschien niet de meest nuttige stem. Binnen N-VA duikt dan weer een in de Vlaamse Beweging eeuwenoude discussie op tussen zij die enkel met grote communautaire stappen akkoord willen gaan vs. diegene die op die agenda willen toegeven om andere zaken te kunnen realiseren.
Bovendien moet N-VA ook op andere domeinen dan het communautaire enerzijds de kracht van verandering laten zien, de lat dus hoog legen, maar anderzijds de eisen niet zo scherp stellen dat veel kiezers de partij als te hardvochtig of te radicaal beschouwen, met voorstellen die kiezers als te pijnlijk voor zichzelf ervaren. En met die enerzijds-anderzijds kwestie dreigt N-VA in een val te trappen waar ook de klassieke partijen decennia in gevangen zitten. Dat, en de vraag of ze voldoende sterk personeel heeft om met alle tegenwind een vlekkeloze communicatie op te bouwen, maakt dat N-VA voorlopig het meest te vrezen heeft van… N-VA.
“Misschien is de kracht van het besturen, verantwoordelijkheid nemen, niet met de welvaart van de mensen sollen door politieke spelletjes te spelen, belangrijker dan ooit.”
Gezien die inzet van de verkiezingen is het tegenovergestelde van de stelling dat door de nakende verkiezingen niets nog mogelijk is misschien wel waarschijnlijker. Misschien is de kracht van het besturen, verantwoordelijkheid nemen, niet met de welvaart van de mensen sollen door politieke spelletjes te spelen, belangrijker dan ooit. Nogal wat politici zullen geneigd zijn om ‘boven de politiek’ te staan. Er valt een toevloed aan staatsmanschap te verwachten, waarbij tegenstrevers die eigenschap natuurlijk even frequent ontzegd zullen worden.
Hechte ploeg in Vlaanderen?
Niet enkel de veelgeplaagde federale regering, ook de Vlaamse maakt er een erezaak van zo lang mogelijk zo veel mogelijk kiezers te kunnen bewijzen dat ze werkt, dat ze beslissingen neemt, dat ze bestuurt. De ploeg van Di Rupo legde een moeilijk parcours af en botste dikwijls tegen wantrouwen en de kritiek dat de klassieke tripartite zo slecht aan elkaar ging dat ze niet tot besturen kwam. Maar ook de ploeg van Kris Peeters heeft sinds 2009 heel wat accidenten en incidenten moeten ondergaan, die het beeld opriepen dat het geen hechte ploeg is die grote dingen deed. Beide regeringen willen er tot het laatste moment alles aan doen om het tegendeel te bewijzen.
Dan wordt ‘geen campagne voeren’ de essentie van de campagne. De stelling dat partijen zo erg met verkiezingen bezig zijn dat ze aan niets anders meer denken treft immers vooral meerderheidspartijen. Die zouden dan nalaten om te doen waarvoor ze verkozen werden. Ze zouden integendeel alleen met dat verkozen worden bezig zijn. Als die gedachte haar opwachting maakt is het dus logisch dat ze vanuit de regeringen bestreden wordt. Daar hebben ze er alle belang bij om net het omgekeerde te beweren en ondanks, maar tevens omwille van verkiezingen, besturend naar de kiezer te gaan. Wat u ziet zal dus een deel afhangen van wat u wil zien en hoe u wil kijken. Meer nog, uw perceptie zal netjes sporen met de verdeellijn tussen meerderheids- of oppositiepartij.