In De Standaard van 29 juni riepen rectoren en werkgevers op om regelgeving en administratie af te bouwen bij de arbeidsmigratie van kenniswerkers. Volgens hen zou dit onze concurrentiepositie ten opzichte van onze buurlanden versterken. Ze nemen het in hun beschouwingen vooral op voor werknemers die al sterk staan. Jammer genoeg nemen ze een grote groep niet mee in hun analyse. Want behalve kenniswerkers zijn er ook voor middengeschoolde en praktisch geschoolden nodig. Ook en vooral voor deze werknemers is er een goed beschermingskader noodzakelijk.
Werkgevers kijken steeds vaker over de landsgrenzen om vacatures voor beroepen als bouwarbeider, vrachtwagenchauffeur of pijpfitter in te vullen. Middengeschoolde en praktisch geschoolde werknemers lopen een groter risico op uitbuiting. Het schrijnende geval van mensenhandel en uitbuiting op de Borealis-werkplaats, ongeveer een jaar geleden, heeft dit pijnlijk duidelijk gemaakt. Er zijn ondertussen nog andere voorbeelden. Het verminderen van regelgeving levert voor deze groep geen betere bescherming op. Wat zij juist nodig hebben, is een kader met duidelijke en nieuwe regels die voldoende bescherming bieden en aantonen dat we lessen trekken uit de drama’s op de werkvloeren waar derdelanders worden ingeschakeld. Met de vijf voorstellen die wij op tafel leggen, zouden we al aardig op weg zijn. Concurrentiekracht mag niet de enige parameter zijn voor het arbeidsmigratiebeleid.
Vijf maatregelen met een effectieve beschermende impact
Bij elk situatie van uitbuiting blijkt het fundamentele probleem te zijn dat arbeidsmigranten voor en na aankomst weinig tot geen kennis hebben van hun arbeidsrechten. Zij zijn daardoor volledig afhankelijk van hun werkgever. Die is de enige informatiebron. Een verplichte instapcursus - gratis en tijdens werktijd aangeboden - moet ervoor zorgen dat arbeidsmigranten beter op de hoogte zijn van hun rechten.
De kwaliteit van de huisvesting voor buitenlandse werknemers laat vaak te wensen over. Het is voor weinig werkgevers een zorg. Potentiële werkgevers van buitenlandse werknemers moeten kunnen aantonen dat de arbeidsmigranten vanaf het moment van aankomst correct gehuisvest zullen worden. Dit voorkomt huisjesmelkerij en dwingt ondernemingen om het hele proces van arbeidsmigratie in overweging te nemen en realistische verwachtingen te scheppen.
De kosten van arbeidsmigratie worden vaak afgewenteld op de werknemers. Dit moet expliciet verboden worden. Het is de verantwoordelijkheid van de werkgever om de administratieve, wervings- en reiskosten te dragen. Werknemers die gevraagd worden om betalingen te doen, moeten dit kunnen melden en kunnen terugvorderen.
Misbruiken worden nu vaak vastgesteld bij kleine of recent opgerichte bedrijven die arbeidsmigranten aantrekken. Deze bedrijven worden soms specifiek en tijdelijk opgericht om te voldoen aan een bepaalde behoefte op de arbeidsmarkt. Rekruteringsbureaus zouden daarom verplicht moeten worden een vergunning aan te vragen. Dit is de enige manier om kwaliteitsnormen op te leggen en ze te kunnen controleren.
Werknemers die de malafide praktijken van hun werkgevers willen aanklagen, worden vaak het eerste slachtoffer. Zij worden gegijzeld in hun lopende tewerkstelling. Wanneer ze ontslagen worden, wordt hun gecombineerde vergunning ingetrokken. Hierdoor verliezen ze na drie maanden ook hun verblijfsrecht. Om dit probleem aan te pakken, is het nodig om een speciale gecombineerde vergunning te ontwikkelen voor kwetsbare werknemers. Deze vergunning zou werknemers die een klacht indienen een jaar de tijd geven om een nieuwe baan te vinden bij een andere werkgever.
Deze maatregelen zorgen ervoor dat werknemers goed geïnformeerd zijn en daadwerkelijk in staat zijn om hun arbeidsrechten af te dwingen. Bovendien hebben ze een stabiele woonsituatie. Werkgevers hebben zo een duidelijker beeld van de kostenstructuur en kunnen vertrouwen op de rekruteringsagentschappen waar ze gebruik van maken. Malafide werkgevers die proberen het systeem te misbruiken door uitbuiting of valse beloften lopen een groter risico om betrapt te worden. Ze worden geconfronteerd met geïnformeerde werknemers die in staat zijn om hun arbeidsrechten op te eisen zonder hun arbeidsmigratieproject in gevaar te brengen.
Op vrijdag 7 juli komen de betrokken regionale en federale ministers samen in een Interministeriële conferentie over arbeidsmigratie. We rekenen erop dat zij deze gelegenheid aangrijpen om een einde te maken aan de uitbuiting van arbeidsmigranten. Ze kunnen daarmee hun verklaringen na de Borealiszaak, het drama voor de werknemers onder de ingestorte school, en de vele andere voorbeelden van gevolgen van falende werknemersbescherming omzetten in een menswaardig arbeidsmigratiebeleid.
Els Hertogen, directeur, 11.11.11
Ann Vermorgen, nationaal secretaris ACV
Peter Wouters, voorzitter, beweging.net
Francois Cornet, directeur Caritas International Belgium
Jan Knockaert, coördinator FAIRWORK Belgium
Didier Vanderslycke, coördinator Orbit vzw
Caroline Copers, algemeen secretaris Vlaams ABVV
Tine Claus, directeur Vluchtelingenwerk Vlaanderen