In het bijzonder Maggie De Block, Johan Van Overtveldt en Kris Peeters
Geachte ministers,
Wij richten deze brief tot u vanuit een grote bekommernis over de gevolgen van het project 500-euro bijverdienen op ons maatschappelijk en sociaal bestel.
Diverse auteurs en organisaties toonden de afgelopen weken al aan hoe dit systeem potentieel disruptief kan zijn voor de organisatie van het vrijwilligerswerk, voor de werking van diverse welzijnsvoorzieningen, voor kleine zelfstandigen en voor de sociale zekerheid in het algemeen.
Organisaties die aangewezen zijn op echt vrijwilligerswerk dreigen vrijwilligers te verliezen omdat ze niet in staat zijn om meer te vergoeden dan onkosten; kleine zelfstandigen zullen concurrentie krijgen van mensen zonder sociaal statuut ; werknemers en ambtenaren dreigen hun job te verliezen door de bedreiging van de reguliere werkgelegenheid; voor de grote digitale platformen zoals Uber is het hek van de dam.
Laat ons duidelijk zijn, in het verenigingswerk is er op sommige plaatsen behoefte aan een ondersteunende maatregel. Heel wat mensen verrichten vandaag prestaties voor een sportclub of in de amateurkunsten waar vaak en zeer terecht meer dan een onkostenvergoeding tegenover staat. Voor vele van deze prestaties is het verenigingswerk een goede aanvulling op het vrijwilligerswerk. Tegelijkertijd moeten er ook daar voldoende garanties zijn tegen omzetting van regulier werk.
De lijst met activiteiten die als verenigingswerk gelden gaat nu wel zeer ver. Ook activiteiten in de zorg en kinderopvang zijn opgenomen, wat je bezwaarlijk tot het verenigingsleven kan rekenen. We vrezen een grote impact op diverse beleidsdomeinen waar de gemeenschappen en gewesten bevoegd voor zijn.
Wij stellen voor om al de activiteiten in de zorg uit de activiteitenlijst te halen en om nog eens goed na te denken over de activiteitenlijst “van burger tot burger” . Het zou goed zijn om hierover eerst advies te vragen aan de gemeenschappen en gewesten, zodat voor elke sector, elke subsector en elke(deel)activiteit voorafgaandelijk een impactanalyse wordt gemaakt van de risico’s op de reguliere werkgelegenheid, het vrijwilligerswerk en het doorkruisen van de bevoegdheden van gemeenschappen en gewesten. Pas nadien kan een definitieve activiteitenlijst worden voorgesteld aan de Koning.
Onze bijzondere bekommernis gaat naar de uitbreiding tot de digitale platformen. Hier is er geen enkele beperking wat doelgroepen of activiteiten betreft. Zorg en ondersteuning bij zorgbehoevende personen, kinderoppas en gezinsondersteunende diensten aangeboden door deze platformen ontsnappen aan de kwaliteitscriteria van de gemeenschappen en gewesten.
De digitale platformen zijn vandaag al lang geen kleinschalige initiatieven van deeleconomie meer, maar juist internationaal aangestuurde giganten waar een commercieel verdienmodel achter zit. Bovendien trekken een aantal digitale platformen zich weinig aan van nationale wetgevingen, om Uber, Deliveroo en Airbnb niet bij naam te noemen. We zien hier bedrijven ontstaan die zelf zorg en ondersteuning gaan aanbieden, zogenaamd rechtstreeks van burger tot burger, zonder onderworpen te zijn aan de kwaliteitsvereisten, belastingen of sociale bijdragen en zonder dat daartegenover sociale rechten staan.
Ook voor de poetshulp wordt hier een systeem gecreëerd aan dumpingtarieven en zonder sociaal statuut. Na jarenlange strijd om het huispersoneel, de poetshulpen en de onthaalouders uit het zwart circuit te halen en een volwaardig arbeidsstatuut te bezorgen met opbouw van eigen sociale rechten, is dit terug naar af.
Tenzij het uw uitdrukkelijke wens is om bestaande tewerkstelling en sociale bescherming voor zelfstandigen in bijberoep, ambtenaren en werknemers (bv. poetshulpen, dienstboden, kinderbegeleiders en verzorgenden) opnieuw af te breken, lijkt het ons verstandig om de nodige veiligheidskleppen in te bouwen. Denk aan een maximaal plafond van 500 euro per maand, een uitbreiding van de voorafgaande elektronische registratie van activiteiten tot de digitale platformen, en de verplichting tot rechtstreekse girale betaling van burger tot burger, zodat commerciële tussenpersonen zich niet kunnen wringen tussen de occasionele activiteiten van burger tot burger.
Beter nog is om de digitale platformen helemaal uit dit systeem te halen en een aparte regeling te maken, waarbij enerzijds de inkomsten onderworpen blijven aan een minimale fiscale taxatie en anderzijds de activiteiten gekoppeld worden aan de geldende overheidsregels.
Er is meer tijd nodig, zoveel is duidelijk : maak eerst een serieuze impactanalyse, denk na over voorwaarden en criteria van deze beleidsingreep, pas de armoedetoets toe en zorg dat er eerst een goede overheidsapp ontwikkeld is, zodat het systeem meteen op een goede manier van start kan gaan.
Het brede platform tegen het gratis bijklussen.
- Peter Wouters voor Beweging.net
- Christian Kunsch voor MOC
- Marc Leemans voor ACV
- Luc Van Gorp voor CM
- Hendrik Delaruelle, Vlaams Welzijnsverbond
- Luc Jaminé voor SOM, de federatie van sociale ondernemingen vzw
- Ann Demeulemeester voor VVDG, Vlaamse Vereniging Erkende diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg
- Koen Trappeniers voor Welzijnszorg
- Paul Callewaert voor Socialistische Mutualiteiten
- Wim Verlinde voor Kwb
- Frederic Vanhauwaert voor Netwerk tegen Armoede
- André Kiekens voor Wereldsolidariteit
- Mark De Soete voor OKRA en OKRASPORT vzw
- Chris Truyens voor samenlevingsopbouw
- Michel Vandendriessche voor Pasar
- Johan Tourné voor Samana
- Bogdan vanden Berghe voor 11.11.11
- Karin Van Mossevelde voor Steunpunt Mantelzorg
- Geert Van Hooteghem voor HIVA
- Eva Brumagne voor Femma
- Rudy De Leeuw voor ABVV
En volgende academici
- Bea Cantillon, Universiteit Antwerpen
- Ria Janvier, Universiteit Antwerpen
- Frank Vandenbroucke, Universiteit Amsterdam
- Jef Pacolet, KULeuven
- Wim Van Lancker, Universiteit Antwerpen
- Ides Nicaise, KULeuven
- Erik Schokkaert, KULeuven