Günter Wallraff: 'Een nieuwe sociale beweging is niet meer te vermijden'
Hij is terug van even weggeweest, de man die je in een finale van 'De Slimste Mens' zou omschrijven met de woorden 'onderzoeksjournalist', 'Duitser', 'Ik (Ali)', 'vermomming' en 'sociaal geëngageerd'. In de jaren 70 bracht Günther Wallraff de schrijnende discriminatie van Turkse gastarbeiders aan het licht. De voorbije jaren vermomde de intussen 68-jarige journalist zich als zwarte, dakloze, callcentermedewerker en arbeider in een LIDL-broodjesfabriek. Ook de uitbuiting van Starbucks-medewerkers en kokshulpjes komen aan bod in zijn nieuwste boek “Heerlijke nieuwe wereld”, om nog maar te zwijgen van de vakbondslui die met harde middelen hun bedrijf buitengepest worden. Of, om het met de woorden van Wallraff zelf te zeggen: “We roetsjen in de tijd terug naar vroegkapitalistische toestanden.”
Overheden, werkgevers en ondernemers kijken met begerige ogen naar Duitsland: het economische model van onze oosterburen en de uitstekende resultaten van de Duitse economie doen hen watertanden. We spreken met Günter Wallraff in zijn woonplaats in Keulen, waar hij zijn licht laat schijnen over de schaduwkant van dat Duitse ideaal, over de Duitse vakbonden en de moeilijkheden maar ook kansen die de globalisering met zich meebrengt.
Wallraff is een fenomeen waar we in België geen gelijke voor hebben: een journalist en immens bekende persoonlijkheid die het consequent opneemt voor de zwakste mensen in de maatschappij. De gekleurde medemens, de daklozen, politieke bannelingen en opstandelingen, eindeloos uitgebuite werknemers, meedogenloos weggepeste vakbondsdélégués. Voor de zoon van een arbeider aan de lopende band bij Ford - die vroeg stierf wegens gezondheidsproblemen - verbaast dat journalistieke engagement niet. “Ik voel mij verbonden met mensen in zwakke posities. Ik sta liever dicht bij de minderheden, bij de mensen die niet zo'n luide stem hebben om hun mening te vertolken. Daarom vind ik mezelf ook niet alleen journalist. Ik voel mij meer een mensenrechtenactivist. ”
Net na zijn legertijd leefde Wallraff samen met daklozen en werkte hij in verschillende fabrieken. “Ik was steeds in de buurt van mensen in armoede, de minderheid, de eenvoudige mensen. Naarmate ik door mijn werk bekendheid kreeg, was het voor mij ook een morele verplichting om dicht bij deze mensen te blijven.”
Waarom koos u dan voor onderzoeksjournalistiek, en niet voor straathoekwerk of het priesterschap?
“Goede vraag eigenlijk. Het begrip straathoekwerker bestond in mijn jonge tijd nog niet, maar ik zou waarschijnlijk geen goede opvoeder geweest zijn. Ik ben een Einzelgänger, een eenzame strijder. In een heel vroege periode was ik wel danig onder de indruk van een groep Franse arbeider-priesters. Ze waren door de Kerk op de vingers getikt en uitgesloten omdat ze 'te sociaal en te militant' waren (de groep stapte uiteindelijk uit de Kerk, lv). In de protestantse kerk was er ook een groep industriepastoors in Mainz, 'Junge Pfarrer berichten aus der Fabrik'. Zij werkten als arbeider onder de arbeiders. Dat heeft me heel erg beïnvloed. Maar ik ben niet religieus. Ik geloof niet in het hiernamaals. Ik ben lang geleden uit de katholieke kerk gestapt, om christelijke redenen.” (lacht)
U neemt het op voor de werknemers. Bent u zelf aangesloten bij een vakbond?
“Als journalist ben ik aangesloten bij Verdi (vakbond van de dienstverlening, jm). En ik heb me van in het begin aangesloten bij IG Metall. Mijn eerste undercover-reportages over de industrie werden gepubliceerd in de Metallzeitung, de vakbondskrant van IG Metall. Onder een pseudoniem. Ik heb altijd gestaan op mijn onafhankelijkheid. Men heeft mij ooit het voorstel gedaan om chef-reporter worden voor de Metallzeitung, maar dat heb ik geweigerd: ik schrijf liever over concrete werksituaties dan grote vakbondsbonzen te moeten interviewen.”
Als de vakbonden in Duitsland goed zouden functioneren, zou uw laatste boek toch niet meer nodig zijn?
(zucht) “Dat is een wisselwerking. We hebben de vakbonden nodig. Ik zag ooit een groot plakkaat met in grote letters de boodschap: 'Het lidmaatschap van een vakbond is de grondvoorwaarde voor iedere deelname aan de democratie.' Daar begint het mee. En de vakbonden zijn net zo zwak of zo sterk als hun leden van hen eisen. Je kan zeggen dat de vakbonden niks doen, maar we moeten dat zelf in beweging zetten.
Dat is voor mij logisch. Maar de vakbonden staan in Duitsland met hun rug tegen de muur. De vakbond is hier niet langer een maatschappijbepalende kracht, hij is niet sterk genoeg om de maatschappelijke ontwikkelingen mee te oriënteren. Dat hebben bepaalde vakbondslui zelf openlijk in de media gezegd. Alleen dan wanneer het te laat is, bij problemen, komen de vakbonden aan bod.
In Denemarken bijvoorbeeld kijkt men heel anders naar de vakbonden. Daar is het voor werknemers een positief gegeven om actief te zijn in een ondernemingsraad, en ook geen hinderpaal om tot een hogere positie in het bedrijf te komen. Daar wordt het sociale engagement gewaardeerd. In Duitsland is het eerder omgekeerd. Vakbondsengagement kan je beroepsloopbaan behoorlijk schaden. We roetsjen in de tijd terug naar vroegkapitalistische toestanden. Maar in de vakbond zijn er gelukkig ook nog heel wat strijdvaardige bestuursinstanties.”
Waarom stappen de werknemers dan niet meer naar de vakbond?[1]
“Er zijn bedrijven die dat verhinderen, of die de vakbond van binnenuit kapot maken. Ze bemoeilijken de vakbondswerking bewust, zodat de werknemers geen lid meer willen worden. Het meest extreme voorbeeld daarvan is advocaat Naujoks, die met een ijzige kilte en zelfzekerheid vakbondsvertegenwoordigers buitenpest, op vraag van de bedrijven. In Oost-Duitsland was er een klas van 50 leerlingen in een deeltijdse beroepsopleiding. Slechts 5 van hen hadden uitzicht op een opleidingsplaats in een bedrijf. Die leerlingen hadden natuurlijk schrik om zich te engageren voor een vakbond, want dan waren ze minder aantrekkelijk voor die werkgever en maakten ze minder kans op de opleidingsplaats. En waar de werknemers niet achter de vakbond staan, kan die ook niet doordringen in het bedrijf.
In bedrijven waar er al vakbondsstructuren zijn, is dat een eerste stap in de goede richting. Waar die structuren nog helemaal van nul opgebouwd moeten worden, is het uitermate moeilijk. Daar moet je bijna helemaal teruggaan naar het begin van de arbeidersbeweging en van de sociale beweging. Daar moet je bijna opnieuw in het geheim te werk gaan. IG Metall begint zo met kleine cellen op te bouwen in bepaalde bedrijven waar een vakbond nauwelijks wordt toegelaten. Eerst zoekt men één militant, die zoekt er nog een paar, enzovoort. En pas wanneer de helft van de werknemers overtuigd is, treedt men ook naar buiten als vakbond.”
Welke gevolgen heeft die zwakke rol van de vakbonden voor de werknemers?
“Waar vakbonden niet aanwezig, ' toegelaten' of gewenst zijn, is dat zeer nadelig voor de werknemers. Soms wordt er wel een overwinning voor de werknemers geboekt: wanneer wat wordt voorgesteld zó grof is dat ook de publieke opinie en politici zich tegen die ingrijpende maatregel verzetten. Drogisterijketen Schlecker wilde in 2009 het personeel dwingen om voor een reorganisatie een nieuw arbeidscontract aan te nemen, met veel minder loon en veel meer tijdelijk werk. Aanvaardden de werknemers het nieuwe contract niet, dan zouden ze ontslagen worden.
Dat laat de mensen niet veel keuze. Maar de politieke oppositie en zelfs bondskanselier Angela Merkel vond die maatregel er ver over. Schlecker heeft uiteindelijk moeten toegeven aan de felle kritiek. In andere landen is er meer weerstand tegen zo'n drastische uitbuiting. In Frankrijk heeft een gelijkaardige keten hetzelfde geprobeerd als Schlecker, maar daar was er veel meer protest.”
Maar Duitsland is op dit moment wel het grote voorbeeld voor Europa voor hoe we de crisis en de economie moeten aanpakken.
“Duitsland verzorgt heel goed haar public relations. Vanuit een puur economisch standpunt, enkel vanuit winstperspectief, klopt die voorbeeldstatus inderdaad. Maar die verrijking gebeurt wel op kosten van de sociale standaard.
In Frankrijk komt men op straat om te protesteren tegen de verhoging van de pensioenleeftijd, die een grote sprong opwaarts doet, van 60 naar 62 jaar. Maar hier zetten media en politici nog iets harder door om de algemene pensioenleeftijd vast te zetten op 67 jaar, hoewel iedereen weet dat er bepaalde beroepen zijn waar de werknemers daar toch een uitzondering op zouden moeten krijgen. Werknemers in de bouwsector, of in een fabriek, die houden het niet vol tot hun 67ste. Ik heb een bedrijfsarts eens horen grappen: 'Een vrouw die meer dan 20 jaar aan de lopende band heeft gestaan, daar kan je maar beter niet meer mee trouwen!' Komisch bedoeld, maar het punt is: de economie moet wel menselijk blijven.”
De reportage in broodjesfabriek Weinzheimer toonde heel duidelijk aan: het is voor een werkgever goedkoper om mensen zich kapot te laten werken dan om te investeren in nieuw materiaal.
“Bij Weinzheimer moest ik heel zware arbeid verrichten aan de lopende band. 1 maand heb ik het volgehouden. Met meermaals werkdagen van 14 uren, en daarbij nog onophoudelijk de technische problemen. De broodjesoven blokkeerde altijd opnieuw en dan vlogen de hete bakplaten met broodjes eruit. We hadden allemaal brandwonden. Daarvan heb ik nu nog littekens op mijn arm, meer dan een jaar later.
Dat is jammer genoeg maar één voorbeeld. Bij ALDI is het niet veel beter, bij KIK (een grote textieldiscounter, jm) is het nog erger. De oorzaak ligt natuurlijk ook voor een deel bij de verbruiker. We hebben in Duitsland een hoogontwikkelde, ecologische levensstandaard. Maar naar de sociale voorwaarden waaronder de producten vervaardigd worden, wordt nauwelijks gekeken. Het is eigenlijk de verbruiker die eisen zou moeten stellen op dat vlak. Ook de consument zou moeten vragen: hoe komen deze producten tot stand?
Helaas, het maatschappelijke denken is zo geëvolueerd, op zo'n onvatbaar primitieve, brutale, verruwde en asociale manier, over de grenzen heen. Mediamarkt heeft een aantal jaren geleden een publiciteitscampagne gehouden met de slogan 'Kein ist geil' (vrij vertaald: minder uitgeven is het best, lv). Die gedachte heeft zich doorgezet in de maatschappij: weinig betalen is goed.”
Is dat dan niet begrijpelijk, gezien het behoorlijk grote aandeel van armoede in West-Europa?
“Ja, maar ik doel eerder op een levenshouding, een gebrek aan solidariteit. Je kan ook geven zonder gierig te zijn. Gierigheid betekent dat men zichzelf blijft verrijken op kosten van anderen. Ik zie dat dat anders is in armere of zuidelijke landen, en ook in Frankrijk, België en Nederland. De Duitser kan niet meer genieten en kan niet meer delen. De Duitsers feesten in kleine groepjes, geïsoleerd van elkaar. We leven niet meer in een klassenmaatschappij maar in een kastensysteem, waarbij men in elke kaste onder elkaar blijft.
De onaanraakbaren, de paria's, dat zijn de mensen die men veracht. Die leven helemaal op zich. Dat zijn de Hartz IV-ontvangers (mensen die een uitkering krijgen), de langdurig werklozen, zieken en gehandicapten. Zij worden als tweederangsmensen aanzien.
En de bovenlaag? Die kijkt met verachting neer op die verachtelijke paria's. We leven in een parallelle, maatschappij, afzonderlijk, zonder met elkaar verbonden te zijn. Onze vroegere minister van Financiën, Peer Steinbrück (van 2005 tot 2009, voor de sociaaldemocratische SPD, lv), beschrijft dat in zijn boek nog drastischer. Steinbrück zegt dat hij in zijn tijd als minister nog nooit zoveel denkers, ondernemers en topmanagers heeft gezien met zo'n neerbuigendheid, met zo'n verachting voor de mensen die onder hen staan. Hij spreekt werkelijk van een echte, asociale, parallelle wereld. En hij wéét waarover hij spreekt.”
De kleine werknemer lijkt in uw reportages compleet machteloos te staan tegenover rijke, machtige bedrijven en personen. Moeten we die trend veralgemenen naar heel Duitsland en West-Europa?
“Dat fenomeen verspreidt zich snel in de maatschappij. Er zijn nog vaste, stevige arbeidsstructuren, in heel wat sectoren en tot op een bepaalde hoogte. Bij de grote concerns, in de auto-industrie bijvoorbeeld. Maar ook daar wordt de vaste, klassieke arbeidsstructuur teruggedrongen door interimarbeid en door een combinatie van vast werk en interimarbeid. De vaste arbeidsplaatsen worden interimjobs. Het aantal vaste jobs neemt steeds meer af in verhouding tot alle andere precaire statuten.
En er zijn ook nog de werknemers die maar halftijds aangesteld worden. Een tijd geleden kondigde onze bondskanselier Angela Merkel in het groot aan: 'Wij hebben 2 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd!'. Dat is je reinste manipulatie van statistieken, want twee derde van die plaatsen zijn namelijk precaire arbeidsplaatsen, waar de werknemer in kwestie niet van kan leven. Dat zijn '1-euro-jobs', '400-euro-jobs' of deeltijds werk. En daarvoor worden dan weer vaste werknemers ontslagen.
In welke mate stuurt de Duitse overheid die evolutie?
“De staat subsidieert bedrijven door de tewerkstelling met deze goedkope lonen te promoten. We hebben in Duitsland geen interprofessioneel minimumloon. Sinds 1 mei zijn de grenzen voor alle werknemers in de EU opengesteld, dus voor Duitsland vooral voor werknemers vanuit Oost-Europa, Polen... Dat zal de druk op de lonen nog vergroten. Er zijn nu al heel wat mensen die uit Roemenië en Oekraïne komen en voor een uurloon van 2 euro in de slachthuizen werken. We zitten werkelijk op het punt van het vroegkapitalisme en dat neemt alleen maar toe.”
Hoe kunnen Duitsland en West-Europa mee in globale economie zonder de werknemers terug te katapulteren naar de 19de eeuw?
“Bepaalde standaarden, bepaalde normen moeten grondwettelijk worden vastgelegd. Bedrijven moeten verplicht worden om die na te leven. Door druk van buitenaf kan dat helpen, zoals bij de reportage over de LIDL-broodjesbakkerij (Weinzheimer, lv) het geval was. Zo'n bedrijf wil dan van haar slechte imago af, omdat de verbruiker daar gevoelig voor is.
We moeten ook concurrenten binnen eenzelfde branche verplichten om zich aan de wettelijke normen te houden, anders komen er weer grote niveauverschillen tussen de grote spelers, zoals tussen LIDL en Aldi. Hier moeten de staat en de verbruiker hun rol van waakhond spelen. Dat kan dat ertoe bijdragen dat de situatie van de werknemers verbetert.
Zo ben ik blijven strijden tegen McDonalds, waar mogelijke werknemers gecontroleerd werden op hun lidmaatschap van een vakbond, vooraleer hen in dienst te nemen. Ik ben steeds opnieuw hun onhygiënische, ongezonde en vakbondsonvriendelijke beleid blijven aanklagen. Omdat we dat steeds opnieuw in de openbaarheid hebben gebracht, heeft McDonalds uiteindelijk toegegeven. Ik heb met hun nieuwe Duitse manager gepraat. Ze zijn in 50 vestigingen begonnen met een vakbondsdelegatie, daarna wel in honderd en uiteindelijk is er een cao afgesloten.”
U citeert in de epiloog van het boek Norbert Walter, ex-hoofdeconoom van de Deutsche Bank: “Veel Duitsers moeten zich erop voorbereiden dat ze in de toekomst een salaris zullen ontvangen dat niet voldoende is om van te kunnen leven.”
“Dat zei hij in 2008 openlijk, terwijl de crisis om zich heen greep. En Josef Ackermann, de huidige directeur van de Deutsche Bank, verwacht een hoog rendement en een hoge winst voor 2011. Dat gaat natuurlijk enkel wanneer je de vijs steeds meer aanschroeft, met andere woorden: wanneer je steeds meer eist en de werkdruk steeds groter wordt. Dergelijk rendement en dergelijke winstmarges kunnen niet behaald worden door op een ernstige economische manier te werken. Een bank doet geen economische zaken meer, maar haalt haar rendement door speculatie, door hefboomfondsen en afgeleide producten.”
Wat als de arbeidsvoorwaarden er hier op vooruitgaan maar de bedrijven hun arbeid gaan delokaliseren, naar Oost-Europa, naar goedkopere landen?
“Het bewustzijn van de consument is intussen zo groot dat bepaalde merken en bedrijven onder druk van de klanten maatregelen nemen tegen kinderarbeid, tegen hongerlonen en ook tegen uitbuiting in Duitse bedrijven. Als de klanten zeggen: 'Dat gaat zo niet meer', houden die firma's rekening met minimum arbeidsvoorwaarden. En daarin zitten ook de kansen van de globalisering, want die biedt niet enkel negatieve maar ook positieve evoluties.
Ook in andere landen worden kleine stappen genomen in de richting van menswaardigere arbeidsnormen. Met zeer kleine stapjes. Alle sociale bewegingen beginnen met zeer kleine stapjes. Alles wat vandaag voor ons een standaard is, de mensenrechten, rechten voor vrouwen, de rechten van het kind, rechten voor minderheden. We moeten optimistisch zijn over het einddoel.”
De titel van het boek, “Heerlijke nieuwe wereld”, verwijst naar de klassieker van Aldous Huxley. Maar in dat boek zijn de laagste arbeidersklassen wel opgevoed om tevreden te zijn met hun ondergeschikte positie en hun uitbuiting.
Huxley beschrijft de splitsing van de maatschappij tussen de Millionlingen, de drie laagste arbeidersklassen, en de hogere alfa- en betamensen. Onze Millionlingen kunnen we de jeugd noemen, die helemaal gebrainwasht is door een bepaalde evolutie van communiceren. Bijvoorbeeld in populaire tv-programma's zoals 'Deutschland sucht den Superstar' (de Duitse versie van 'Idool', lv). Er is een hele markt voor boulevardmedia en entertainmentprogramma's. Wanneer je jonge meisjes in de beroepschool naar hun droomberoep vraagt, krijg je meer dan gemiddeld 'zangeres', 'model' of 'presentatrice' als antwoord. De ontspanningsindustrie legt de jeugd aan haar borst om ze te voeden en te infantiliseren. Dat gebeurt op grote schaal door bepaalde media, waarin bepaalde tv-programma's dan de heersende trends bepalen. En daarom is ook de vakbeweging bij jongeren niet meer zo populair.
Gelooft u dat die jongeren zich ook later, als werknemers, zullen neerleggen bij uitbuiting, verdoofd door de entertainmentmaatschappij?
“Ze lijden daaronder, maar ze vluchten in een surrogaatwereld. Velen geven de strijd op, ze leggen zich erbij neer en laten alles gebeuren. Die houding gaat ook over van generatie op generatie. Ze springen van job naar job, ze raken verslaafd aan coke, alcohol. Er zijn trouwens ook andere drugs: bepaalde media, bepaalde schijnwerelden, waarin men niet meer weet hoe men zich sociaal kan verdedigen.
Maar er is ook een tegenbeweging. Onlangs was ik bij een bijeenkomst met zeer jonge mensen, arbeiders, belezen studenten, mensen uit alle lagen van de maatschappij. Ze wilden zich allemaal verzetten tegen de huidige evoluties. Mensen van goede wil uit verschillende hoeken, uit kerkelijke, ecologische en vakbondsbewegingen, komen weer samen. Een nieuwe sociale beweging is niet meer te vermijden, die uit de fouten en vergissingen van vroegere bewegingen heeft geleerd.”